Kerstavond 2002. Samen met wat vrienden ging ik naar de bioscoop (het was nog voor het Tijdperk der Gedownloade Films) om The Two Towers te zien – het tweede deel van de The Lord of the Rings-trilogie, geregisseerd door Peter Jackson. Zou ik er wel wat van snappen, vroeg ik me af toen ik de overvolle zaal binnenstapte. Ik had immers het voorafgaande deel niet gezien. Die angst bleek ongegrond.
Het verhaal bleek namelijk niets meer te zijn dan dit: Ring raakt kwijt. Ring wordt weer teruggevonden. Ondertussen vindt er een groot gevecht plaats tussen orks en mensen (of elven, ik haal die twee altijd door elkaar). Een CGI-geweldsorgie waar geen einde aan lijkt te komen, en die door en door en doorgaat. En net als je denkt dat het afgelopen is, gaat het nog een eeuwigheid door en door en door. Dan komt de aftiteling. De goeden blijken gewonnen te hebben. Einde.
Met een lichte filmische shellshock liep ik de bioscoop weer uit. Nee, dit was geen goede film. Daar hielp zelfs geen Ian McKellen meer aan. Ik heb daarom nooit de aandrang gevoeld om de andere twee films te zien. (Ik heb dus ook niet later de 62-delige DVD-box met 341 uur aan bonusmateriaal in huis gehaald…)
Toch heb ik gisteren – precies vier jaar na mijn bezoek aan deel 2 – deel 1 van de trilogie gezien: The Fellowship of the Ring. Ach, hij was op televisie, dus waarom ook niet. Alhoewel deze film een stuk beter te verteren is dan deel 2 (hier zat nog iets van een verhaal in), kon het me wederom niet echt boeien. Door alle imposante landschappen, rare wezens, galmende en ronkende namen (ik weet niet hoe het komt, maar ik moet steeds lachen als een van de acteurs ‘Morrrdorrrr’ zegt) krijgen de karakters geen ruimte om te ademen. Daardoor leef je ook niet mee met de personages: het kon me werkelijk niet schelen wat er met Frodo of de ring ging gebeuren.
Daarom zal ik deel 3, die morgen op televisie wordt uitgezonden, niet gaan zien. Ik wacht wel tot Peter Jackson Der Ring des Nibelungen van Richard Wagner gaat verfilmen, het magistrale operavierluik dat Tolkien als (laat ik het netjes zeggen) inspiratie gebruikt heeft bij het schrijven van The Lord of the Rings – iets dat Tolkien zelf altijd ontkend heeft. Volgens Alex Ross, muziekcriticus van The New Yorker, zijn de boeken van Tolkien een soort light-versie, inclusief happy end, van Wagners Ring (de overeenkomsten tussen die twee zijn meer dan toevallig). Wie weet dat het dan nog wat gaat worden.