In het Handelsblad van vandaag wordt het heengaan van een beroemd iemand bekend gemaakt. Paul Verlaine, de prince des poètes, is gisteravond overleden. Volgens de krant is hij gestorven aan uitputting en tuberculose in “een zeer eenvoudige woning in het Quartier Latin”. De laatste weken dronk hij enkel “melk met mineraalwater.” (Niet helemaal correct. Verlaine, die alcoholist was, dronk misschien wel melkwater, maar daarna spoelde hij vermoedelijk de smaak weg met copieuze hoeveelheden absint. Het verhaal gaat dat hij zelfs op zijn sterfbed een fles met de groene fee onder zijn kussen bewaarde.) De krant is bijzonder lovend over Verlaine en zijn werk:
Niemand heeft misschien zoo sterk als Verlaine zichzelf gegeven in wat hij schreef. Met naïeve openhartigheid toonde Verlaine het goede en het slechte wat er in hem was, vooral zijn groote zwakheid tegen sommige ondeugden, in zijn verzen. Daardoor hebben wij van hem gedichten gehad als die in den bundel Parallèlemetit, soms uitingen van grove zinnelijkheid in zeer poëtischen vorm, maar ook biechten, vernederingen, zelfbeschuldigingen en schreeuwen van verlangen naar Gods genade als wij vinden in Sagesse, die men niet zonder ontroering lezen kan. Verlaine heeft tot geen school behoord; men heeft hem het hoofd eener school van decadenten willen maken, maar dat was niets voor hem. Hij vroeg niet naar school of richting, hij dichtte wat het oogenblik hem ingaf, met groot meesterschap over het geluid in de taal.
Bedoelt de schrijver met zijn “groote zwakheid tegen sommige ondeugden” Verlaines biseksualiteit? Verlaine was immers de man die in 1872 zijn vrouw verliet voor de jonge dichter Arthur Rimbaud. Een jaar later wilde Rimbaud een eind maken aan de verhouding. Een straalbezopen Verlaine liet merken wat hij daarvan vond door twee kogels af te schieten op zijn geliefde. Rimbaud overleefde de aanval en Verlaine belandde voor twee jaar in de gevangenis. Dit wordt echter allemaal niet genoemd in het Handelsblad. De naam Rimbaud komt – opmerkelijk genoeg – niet eens in het stuk voor. Blijkbaar kon over de relatie met Rimbaud en “the love that dare not speak its name” alleen gesproken worden in bedekte toespelingen.