Terug naar… 17 januari 1896

In een ingezonden brief beklaagt een theaterbezoeker (ene “X”) zich over het feit dat de mensen uit de “hoogere standen” wel en masse te vinden zijn als er een Franse toneelvoorstelling opgevoerd wordt, maar dat ze wegblijven als er Nederlandstalige stukken te zien zijn. En dat terwijl de Nederlandse voorstellingen niet onderdoen voor de Franse:

Staat de kunst door vreemde gezelschappen hier vertoond zooveel hooger, dan die van Het Nederl. Tooneel of van het gezelschap van Chrispijn of van de heeren Le Gras en Haspels?

Het antwoord moet hier natuurlijk volstrekt ontkennend luiden.

De briefschrijver hoopt dat er een einde komt aan deze “gallomanie” en dat de elite de “Hollandsche dramatische kunst, al is ze dan ook niet steeds onberispelijk, leere waardeeren of minstens niet lager stelle dan hare buitenlandse zusters”. Persoonlijk snap ik wel waarom de fine fleur Franse voorstellingen prefereert: de kans is kleiner dat je bekrompen kleinburgers tegenkomt die zaniken over de zogenaamde geneugten van het Hollandse toneel.

Tot slot: de rechter heeft uitspraak gedaan over de zaak van de failliete winkelier (zie 10 januari):

De gefailleerde koopman die de vorige week terechtstond wegens verduistering van goederen tot den faillieten boedel behoorende (men herinnert zich ‘t verhaal van de portefeuille met geld die in een tram Dam—Amsteldijk zou zijn verloren), werd heden tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld.

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF