De krant bevat een recensie van het toneelstuk Droomen, uitgevoerd door Het Nederlandsch Tooneel. In het stuk, geschreven in verzen door mejuffrouw Caroline Banck, breekt een vrouw (Frieda) haar verloving af en gaat er vervolgens vandoor met een “knappen viool-virtuoos”. Ze spreekt daarbij de volgende woorden: “Wie zegt ons, dat ook wij op onze beurt niet droomen?”
De recensent is van mening dat het een “lief” stuk is, maar de teksten zijn soms wat te banaal. De regel “Ik vond de rekening en dan de lege flesschen” vond hij bijvoorbeeld niet heel dichterlijk. Ook viel het de recensent op dat de strohoed van Frieda meerdere keren van eigenaar verwisselde: eerst werd hij afgepakt door Hans en daarna hield Richard hem vast. Met veel moeite lukte het Frieda om de hoed weer te bemachtigen. In het publiek riep toen iemand: “Ze heeft hem, hoor.”
Een korte zoekactie op het internet leert mij trouwens dat het oeuvre van mejuffrouw Caroline Banck voorgoed van de aardbodem verdwenen lijkt te zijn. Haar werken zijn namelijk onvindbaar. Ik denk niet dat we veel missen, maar het heeft toch iets treurigs. Elke schrijver sterft twee keer: hij sterft voor de eerste keer als zijn hart stopt met kloppen en hij sterft voor de tweede keer als zijn teksten voor de laatste maal gelezen worden. Het ziet er naar uit dat Caroline Banck twee keer gestorven is. Om Shakespeare te citeren (in de vertaling van Albert Verwey): wat Tijd gaf wordt nu door Tijd gehoond.