Als een land aangevallen wordt, zijn er altijd wel haviken te vinden die beginnen te snerpen dat de ontstane situatie ontstaan is door de veel te slappe houding van de duiven. Als er naar de haviken geluisterd was en er krachtdadig was opgetreden, zou het allemaal heel anders gelopen zijn. Veel bewijs kunnen ze meestal niet aandragen voor hun beweringen en bovendien gaan ze voorbij aan het feit dat agressie en repressie een escalerend effect kunnen hebben.
Ook na het conflict in Atjeh zijn er haviken opgevlogen die deze boodschap verkondigen. Een ingezonden brief van een van deze haviken, ene H.L. van Oordt, is vandaag geplaatst in het Handelsblad. Van Oordt schetst een karikaturaal beeld van het regeringsbeleid dat tot dusverre gevoerd is in Atjeh (dat maar gedeeltelijk veroverd was door Nederland):
Overwinnen zonder strijd! Pacificatie door volharding in het lijdelijk defensieve stelsel! Achter wallen, grachten en hindernissen zoude onze krijgsmacht worden opgesteld, afwachtende of de vijand ons daar zou komen melden dat hij zich aan ons onderwierp!
Het enige wat we deden was een verbond aangaan met Toekoe Djohan. Deze voormalige tegenstander van Nederland was overgelopen naar onze kant en hielp ons met het onder controle brengen van Atjeh.
Onze passieve houding had ten doel den vijand door zachtheid te winnen, hem er van te overtuigen, dat wij, beschaafde westerlingen, toch heusch nog zulke kwade menschen niet zijn, en ook de kunst verstaan, oorlog te voeren op een zeer zachtzinnige wijze!
Die zachtzinnigheid is volgens Van Oordt door de lokale inwoners geïnterpreteerd als machteloosheid en vrees. Het is dan ook geen wonder dat Toekoe Oemar (de naam die Toekoe Djohan had voordat hij onze bondgenoot was en zoals hij vanaf nu weer genoemd wordt) ons verraden heeft. Nee, we hadden deze sluwe man nooit moeten vertrouwen… Hij bestrijdt ons nota bene met de wapens die we hem in bruikleen gegeven hadden om onze klusjes op te knappen! Het was daarom beter geweest als we deze “moordenaar onzer landskinderen” opgeknoopt hadden. Van Oordt concludeert:
Thans heeft de “bondgenoot” het masker afgeworpen. En toch, hoezeer hij een sluipmoordenaar is en een verrader, die bij herhaling het in hem gestelde vertrouwen schond en zijn gegeven woord verbrak, wie, wij vragen het in allen ernst, wie heeft bij dezen handel een treuriger figuur gemaakt: de bedrieger of de bedrogene?