In zijn boek Seks!… in de negentiende eeuw merkt Nop Maas op dat het niet vreemd is dat prostituees (“gevallen vrouwen”) vroeger goede zaken deden. Aan het eind van de negentiende eeuw trouwden mannen gemiddeld op hun 28ste. Aangezien seks voor het huwelijk niet comme il faut was, wendden velen zich in de tussentijd tot prostituees. Ook na het huwelijk bleven mannen de bordelen bezoeken: seksuologen raadden namelijk aan om na een bevalling twee jaar (!) geen seks te hebben.
Er zijn in 1896 een aantal verenigingen actief die strijden tegen de prostitutie: Vereeniging tot Opbeuring van Boetvaardige Gevallen Vrouwen (wat een geweldige naam!), Vereeniging tot Redding van Gevallenen “Beth Palet”, Vereeniging voor Inwendige Zending “Beth San”, Magdalena Krans, Middernachtzending en de Nederlandsche Vrouwenbond. Gisteravond hebben deze verenigingen een gezamenlijke vergadering gehouden in het gebouw der Maatschappij voor den Werkenden Stand (tegenwoordig de Doelenzaal). Het Handelsblad van vandaag bevat een verslag van deze bijeenkomst. De voorzitter van de vergadering, dominee Pierson, wees het publiek…
op het onzedelijke en ongodsdienstige der ontucht, en op de minachting der vrouw, die er oorzaak en gevolg van is. Wordt de man volgens het Christelijk beginsel, meende [Pierson], opgevoed, dan zal hij eerbied hebben voor de vrouw, zooveel eerbied, dat hij zich niet afgeeft met gevallen zondaressen, zooveel eerbied, dat hij zich zal wachten haar te beschouwen als een voorwerp voor zijn lusten.
Vervolgens vertelde de heer Munster van de Middernachtzending dat het bestrijden van prostitutie in een stad als Amsterdam bijna onbegonnen werk is. Daar is namelijk “het kwaad het grootst” en zijn “de gelegenheden tot het plegen van ontucht het talrijkst”. Hij somt de situatie in de hoofdstad als volgt op:
Niet minder dan 40 plaatsen van den meest verschillenden aard geven gelegenheid aan ontuchtige personen tot samenkomst; alleen in de nieuwe buurt tusschen den Amstel en de Ruysdaelkade [oftewel de Pijp] leven meer dan 1000 vrouwen van ontucht.
Gelukkig is het denkbeeld “dat prostitutie nu eenmaal iets onvermijdelijks was” langzaam aan het verdwijnen. Ondertussen doen de Middernachtzendelingen hun uiterste best om de gevallen vrouwen en hun klanten te bekeren. Daarnaast moeten ook gewone burgers hun steentje bijdragen. Het is ieders Christenplicht om zich in te zetten voor de bestrijding van prostitutie: “De ontucht is zoo algemeen verspreid en werkt op zoo geheel verschillende wijze, dat teder in zijn omgeving wel in staat is iets te doen tot voorkoming en bestrijding.” Mejuffrouw Hofman, de directrice van het Doorgangshuis (een opvanghuis voor ontspoorde jongeren) legde daarna uit waarom zoveel meisjes in de prostitutie terecht komen:
De moeders in de volksklasse bemoeien zich niet met hare kinderen. Er komen thans meisjes van 14, 15, 16, 17 jaar, naar lichaam en geest bedorven in het Doorgangshuis. Wanneer men die kinderen hoort vertellen van de wijze waarop zij thuis werden behandeld, kan men zich alleszins voorstellen, dat zij den slechten weg opgingen. Er is nu niet altijd sprake van mishandeling, alleen afwezigheid van opvoeding kan groot kwaad na zich sleepen. De meisjes worden, als zij de school verlaten, eenvoudig de deur uitgestuurd om een dienst te zoeken, met de boodschap: “als je nu vanavond niet een goeden dienst hebt gevonden, dan ga je er maar uit”. En de meisjes zoeken – en vinden maar al te dikwijls een dienst, welke hen in den poel der ontucht vo[e]rt[.]
Een andere spreker, mejuffrouw Fluit van de Nederlandsche Vrouwenbond, durfde het zelfs aan om te vertellen hoe een meisje – inmiddels opgevangen in het Doorgangshuis – verleid werd om prostituee te worden. Sommige toehoorders vonden dat zo schokkend dat ze de zaal verlieten. Helaas vermeldt het Handelsblad niet wat mejuffrouw Fluit precies verteld heeft.