Terug naar… 26 mei 1896

Vandaag bevat de krant een lang bericht – gedateerd op 18 mei – van een correspondent die helemaal naar Rusland is afgereisd om verslag te doen van de kroning van tsaar Nicolaas II. Deze belangwekkende gebeurtenis zal op 26 mei – vandaag dus – plaatsvinden in Moskou. Tijdens de treinreis van Sint Petersburg naar Moskou valt het de correspondent op hoe armoedig het Russische platteland is:

Het land, dat ik te zien kreeg als ik wakker was, was niet mooi. Dorre steppen, nu en dan wat heuvelen of wat magere bosschen — en alles zoo zonder atmosfeer! Nu en dan kwamen we wat bouwland voorbij; daar waren dan de “moezjieks”, de Russische boeren, aan ‘t zaaien en eggen en hun vrouwen deden mee. Armzalige schepselen schenen het mij toe en de lage, vuile houten hutten met stroodaken, die we voorbij spoorden, zagen er niet beter uit dan haar bewoners.

Daarnaast heeft hij het vermoeden dat hij vergezeld wordt door een politie-spion. Deze persoon…

was een vreemde verschijning in deze omgeving. In dezen ganschen trein loopen niets anders dan eerste-klas waggons maar deze eerste-klas reiziger zag er uit als een boef. Hij sliep niet en zat in een hoekje van den wagen; toen ik midden in den nacht weer eens wakker werd, was hij verdwenen.

De correspondent is vol lof over Moskou. Hij vindt het een “heerlijke, warme, goedige, levende stad”. Minder prettig is het repressieve klimaat:

Zooals ik zei, ben ik er van overtuigd dat ik op het oogenblik onder politietoezicht sta, maar eenvoudig omdat dat in deze dagen met alle inwoners van Moskou het geval is. Het werd mij vanmiddag nog gezegd en ik geloof het graag; men ziet al zooveel — politie en militaire patrouilles — dat er nog wel veel meer zal zijn dat men niet ziet. Dezelfde inwoner van Moskou die mij over die geheime politie sprak, verhaalde mij ook nog het volgende recente voorval, dat als ooggetuige door bedoelden persoon was bijgewoond.

Op een middag, nog dezer dagen, zag men plotseling twee elegant gekleede dames door de politie oppakken en wegvoeren. Wat hadden zij gedaan? Ze hadden, in een rijtuig zittend, met elkaar over de toebereidselen voor de kroning gesproken en daarbij gezegd: “Waarom wordt al dat geld niet aan de armen gegeven; nu dient het tot niets.” De iezwosjiek had het gehoord en was stil naar de politie geloopen, die de twee dames gevangen nam. Men heeft van het tweetal sedert dien niets meer gehoord.

Vanwege deze verhalen informeert de correspondent bij een Russische beambte of zijn berichten over de kroning gecensureerd gaan worden:

En toen ik vroeg of ik mijn berichten ook aan de censuur moest onderwerpen, werd ontkennend geantwoord. Toen ik daarop nog eens vroeg of het misschien toch aanbeveling zou verdienen als ik mijn berichten aan de censuur onderwierp, werd eveneens beslist ontkennend geantwoord: “Er zal geen censuur zijn over uw berichten”.

De correspondent is erg verbaasd over deze ogenschijnlijk tolerante houding. “Hoe rijmen deze toestanden op elkaar?” vraagt hij zich af. (Zelf vind ik het niet zo vreemd: het regime had heel goed door dat het heel moeilijk is om buitenlandse correspondenten te censureren; dit levert over het algemeen alleen maar slechte PR op.)

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF