Terug naar… 24 juni 1896

Het Comité tot verbetering van den maatschappelijken en den rechtstoestand der vrouw in Nederland wil de koningin verzoeken om het verbod tot het onderzoek naar het vaderschap te schrappen. Een sympathiek idee, want dat verbod kan tot schrijnende situaties leiden: als je als ongetrouwde vrouw zwanger raakt en de vader je kind niet erkent, kun je dankzij dat verbod hem niet dwingen om bijvoorbeeld financiële steun te geven – je kan immers niet aantonen dat hij de vader is.

Hoe streng men ook oordeelen over gemeenschap buiten huwelijk, het kind hieruit geboren is onschuldig aan den misstap zijner ouders. Deze zijn aansprakelijk voor het gevolg hunner daden en het besef dezer aansprakelijkheid wordt verzwakt, door eene wetsbepaling, die het onderzoek verbiedt naar den niet vrijwillig erkennenden vader.
Door de thans geldende regeling wordt alle last voor het onderhoud van het kind geschoven op de hiertoe meestal te zwakke schouders der moeder en wordt aan het kind in den voor hem toch reeds zoo moeilijken strijd in het leven, alle aanspraak onthouden tegenover den plichtvergeten vader. Den vader, die zedelijk dezelfde verplichtingen tegenover het kind heeft als de moeder, wordt door de wet geen verantwoordelijkheid opgelegd, tenzij hij zelf het vaderschap erkenne, of hiertoe gedwongen worde in de weinige gevallen in ons burgerlijk wetboek voornoemd.

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF