Terug naar… 19 juli 1896

Het Handelsblad bevat een rubriek, Van dag tot dag genaamd, waarin de schrijver zijn mening ventileert over verschillende onderwerpen. Deze rubriek begint vandaag op poÎtische wijze:

Het was een stille avond aan zee, een dier mid-zomeravonden van donkeren gloed in ‘t westen, met zacht geruisch van groote wateren, een zoele wind uit het Zuidwesten en in het Noorden een ijsheldere glans met lichtgroene strepen.

Dan ziet de schrijver een aantal fietsende meisjes:

Daar hossen over den hobbeligen steenen bergweg langs het duin een zestal jonge meisjes voorbij op tweewielers gezeten. Ze zagen er vroolijk en gelukkig uit, en men was ontwapend door die opgewekte jeugd, maar, van achteren gezien, is dat rijden van de vrouw op den tweewieler toch erg leelijk en onbevallig, en men heeft moeite er aan te wennen.

Toch heeft de fiets de vrouw een hoop vrijheid gebracht, vindt de schrijver.

Want het aantal ouderwetsche lieden, die zich nog niet recht wennen kunnen aan die op-en-neer gaande knieÎn, is toch reeds zoo klein en vermindert met den dag, en zelfs ouderwetsche ouders moeten erkennen, dat er nieuwe levensvreugde is gebracht in de wereld door het onhoorbare glijdende, glinsterende, snelle wiel.

Het is alsof vleugelen zijn uitgedeeld aan hen, die slechts konden kruipen. Vrijheid over de breede velden, langs zee en groote stroomen is gegeven aan jonge vrouwen, die vroeger na een korte wandeling langs de gracht op binnenplaatsen plagten uit te kijken, voorover gebogen zittend, met een borduurwerkje dicht bij het oog, terwijl moeder uit Walter Scott en de Stichtelijke uren en Van Lennep en Bosboom Toussaint voorlas.

Fietsende vrouwen zijn zo normaal geworden dat jonge meisjes tegenwoordig in plaats van een borduurschaar een fiets en een fietspomp krijgen. Met die fiets kunnen ze Nederland ontdekken en makkelijker jongens ontmoeten:

Hoe vrij en onafhankelijk gevoelt ze zich! Geen chaperonne kan snel mede rijden! Wat aan meisjes, die paardreden of roeiden, nooit veroorloofd zou zijn, wordt thans toegestaan, en we gelooven dat die vrijheid, die open omgang van jonge mannen met jonge vrouwen, even beschaafd als goed is. Het wiel, even als de schaats, bracht vrijheid in de te veel opgesloten en afgezonderde vrouwenwereld.

De schrijver bespreekt vervolgens de progressief geworden conservatieven, vrouwenmode (“een vrouw die thans haar mantel aandoet, heeft twee kameniers noodig om de ballon-schouders van vandaag in de mouwen van gisteren te duwen”), tennis (“ouderwetsch gezellig”) en sluit daarna hoopvol af:

De zomeravond glijdt onmerkbaar in een reinen, zacht donkeren zomernacht, en in het noorden blijft het ijs-heldere licht nog glanzen en slechts enkele starren enkele starren zijn te zien. Arcturus, het hemelwonder, gloeit bijna alleen door den schemerenden mist boven de lichtende zee.

En daar langs de ruischende golven over het harde strand, gaan langzaam twee aan twee, donkere gestalten, met de hoofden naar elkander gebogen, en de handen ineen. Ze gelijken van het duin gezien, op Chineesche schimmen, zoo donker komen de silhouetten uit tegen de vlammende zee. Het zijn jonge paartjes die, in de verte starende, een nieuwe toekomst van geluk zien oprijzen.

Want er is iets, dat aan geen mode onderhevig, en nooit ouderwetsch wordt! De oude geschiedenis die steeds jong blijft, was het laatste wat we meenden te zien, toen we de oogen afwendden van de groote zee. En zoo is het praatje nu uit.

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF