In Harlingen zijn problemen ontstaan met twee ietwat onaangepaste gezinnen. Sinds mei 1895 mochten deze gezinnen (“waarvan de hoofden goed geld verdienden”) in een soort passantenhuis wonen: “opzettelijk gebouwd om gezinnen, die geen woning mochten hebben, tijdelijk onderkomen te verleenen.” Dat ging echter niet lang goed:
Toen evenwel een paar maanden geleden bedoelde hoofden goed vonden daar binnen met elkander te vechten, achtte het algemeen armbestuur den tijd gekomen, om die twee gezinnen tot heengaan te nopen. Nu sloegen deze nomaden hun tenten op tegen den muur van het gebouw, het “menschenpakhuis” genoemd
Zaterdagavond waren de weersomstandigheden zo slecht dat de gezinnen zich illegaal toegang verschaft hebben tot het passantenhuis.
Men is nieuwsgierig hoe dit zal afloopen, daar de hier bedoelde huisvaders in gemoede schijnen te gelooven, dat anderen voor hen de huishuur moeten betalen en het armbestuur van meening is, dat zijzelven dat moeten doen, aangezien ze daartoe best in staat zijn. Nog mag hierbij worden gevoegd, dat deze wederspannelingen bij niemand heul of sympathie ontmoeten.