Terug naar… 16 september 1896

Gisteren was het Prinsjesdag. In Den Haag heeft koningin-regentes Emma de troonrede voorgedragen in de vergaderzaal van de Tweede Kamer (pas vanaf 1904 werd de Ridderzaal hiervoor gebruikt). Een beschrijving van de kleding van de regentes kan natuurlijk niet ontbreken in de krant:

De Regentes droeg een prachtig kleed met lange sleep van zwartgebloemde zijde, het lijf vestvormig van witte kant en een hoedje van lichte bloemen en linten. De hofdames die H. M. volgden waren de baronesse Van Hardenbroek, grootmeesteres, en gravin Van Lynden van Sandenburg, dame du palais. Zeer vriendelijk na alle kanten groetend schreed de Regentes naar den troon, nam plaats op den zetel en sprak zeer duidelijk de troonrede uit, waarvan de voorlezing slechts enkele minuten vorderde.

Dit was de troonrede:

Mijne Heeren!

Het is mij aangenaam de vertegenwoordigers van het Nederlandsche Volk wederom ter behartiging van ‘s lands belangen vergaderd te zien.

De toestand van land en volk geeft in menig opzicht aanleiding tot voldoening.

De betrekkingen tot de buitenlandsche mogendheden zijn van den meest vriendschappelijken aard.
Zee- en landmacht gaan voort zich zoowel hier te lande als in de overzeesche bezittingen op loffelijke wijze van haren plicht te kwijten.

Ik breng hulde aan de voortvarendheid en den moed van het Nederlandsche-Indische leger, dat met krachtigen bijstand van de zeemacht, de afvallige hoofden in Atjeh de macht onzer wapenen op gevoelige wijze doet ondervinden. Met weemoed herdenk ik de offers die daarvoor moesten worden gebracht.

De oogst heeft, over het algemeen, de goede verwachtingen, die daarvan gekoesterd werden, niet teleurgesteld. In de uitkomsten van het landbouwbedrijf kwam nog geene gunstige wending, doch overigens is in onderscheidene takken van handel en nijverheid vooruitgang merkbaar.

Ook in dit zittingjaar zal een inspannende arbeid van U worden gevorderd.

Verschillende belangrijke wetsontwerpen zijn reeds bij U in behandeling. Andere gewichtige voorstellen, waaronder die tot nadere regeling der gemeentefinanciën en tot verplichte verzekering van werklieden tegen de gevolgen van ongevallen, werden ingediend, of zullen U eerlang bereiken.

De economische toestand onzer bezittingen in Oost- en West-Indië kan over het geheel gunstig worden genoemd. Op Uwen ijver en Uwe toewijding tot volbrenging der veelomvattende taak die op U rust, blijf Ik bij voortduring staat maken.

Mogen uwe werkzaamheden onder God’s zegen strekken tot welzijn van ons dierbaar vaderland.

In naam der Koningin verklaar ik de gewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend.

Na deze korte toespraak vertrok de regentes met de staatsiekoets (niet de Gouden Koets – deze bestond nog niet) weer naar het koninklijk paleis. In haar afwezigheid had koningin Wilhelmina, die achtergebleven was in het paleis, vanuit een venster geluisterd naar enkele stukken van de Koninklijke Militaire Kapel.

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF