Terug naar… 27 september 1896

De krant weet het volgende te melden:

Een Visioen, het dramatisch fragment van den heer J. Hora Adema, dat twee jaar geleden door de Nederlandsche Tooneelvereeniging is opgevoerd [in het theater Salon des Variétés aan het Rembrandtplein] en toen tot zoo verbazend veel geschrijf aanleiding heeft gegeven, is in druk verschenen bij den uitgever H. J. W. Becht te Amsterdam. Het slot is behouden zooals het eerst was geschreven: het stukje eindigt dus met den moord.

“Den moord”? Wat bedoelen ze daarmee? Ik heb daarom het desbetreffende stuk erbij gepakt om antwoord te krijgen op deze vraag. Een visioen speelt zich af – hoe gotisch! – in een kasteel. In de regieaanwijzingen wordt het decor zo beschreven:

Een somber, deftig gemeubileerd vertrek in een oud kasteel. Meubelen en lambrizeering van donkerbruin eikenhout. Behang, gordijnen en meubelzittingen loodgrijs. […] In het midden een antieke schoorsteenmantel, waaronder een hoog opvlammend houtvuur. Rechts en links van den schoorsteenmantel een stoel. Rechts op den voorgrond een geopend schrijfbureau, waarop schrijfgereedschap, een standaardje met lucifers en een kleine lustre met kaars. Voor het bureau een stoel. Links op het midden een raam, waarvoor de gordijnen zijn weggetrokken, en dat het uitzicht geeft op een door maanlicht beschenen park, waarvan de boomen wild heen en weer zweepen. Voor het raam een tafel, waarop een wit theeservies met helder schijnend lichtje. […] Achter de tafel een sofa. […] De wind loeit, en beukt met doffe slagen het kasteel. Nu en dan wordt het maanlicht opgevangen door voorbijdrijvende wolken.

Aan het begin van het stuk probeert Henri de verloving te verbreken met Aleid (een meisje met een stem die “lyrisch helder, provinciaal naïf” is). Henri is namelijk geestesziek en hij vreest dat hij Aleid wat aan gaat doen. Aleid wil daar niets van weten. “En als ik je zeg, dat ik niet buiten je zou kunnen leven, dat het mijn dood zou zijn als ik van je weg moest”, zegt ze tegen Henri. Een nogal wrange uitspraak, want aan het eind van het stuk wordt ze op gruwelijke wijze door hem vermoord (sorry voor de spoiler!):

ALEID.

Nee, ik ga niet heen. Je vond me straks onvoorbereid — ik laat je nu zoo gemakkelijk niet los!

HENRI.

Ga weg! — ga weg! (terwijl hij langs haar heen tracht te ontkomen) — of laat mij door.

ALEID, (hem vastgrijpend.)

Ook dat niet — evenmin (terwijl Henri zacht worstelt om los te komen.) Je hebt gezegd dat je me nog liefhad — beken dat dan — door één zoen — één zoen.

HENRI.

Nee, laat mij door — laat los, laat los! —

ALEID.

Nee, nooit — en wil jij niet (hem een langen zoen op zijn mond gevend) daar! –

HENRI.

(Aleid op eens vast aan zich drukkend, zijn linker wang tegen haar linkerwang leggend; een oogenblik niets zeggend, daarna zachtfluisterend.)

Aleid — Aleid — God, God — wat deed je daar — zooals ik jou liefheb — ja, al te veel — al te veel.

(Hij kust haar zacht op haar linkerwang, terwijl zij niets vermoedend haar hoofd steeds in dezelfde richting houdt. Dan kust hij haar nog eens, distrait, alsof hij iets anders in zijn schild voert; en plotseling, langzaam met zijn gezicht langs het hare naar omlaag glijdend, brengt haar een beet diep in den hals toe.)

ALEID.

(Een luiden gil van pijn gevend, en door Henri achtervolgd naar rechts vluchtend.)

Dat niet! —

HENRI.

(Haar opnieuw beetgrijpend.)

Juist dát! —

ALEID.

Weg! —

(Na een heftige worsteling wringt zij zich los, en vlucht naar de deur van den achtergrond links; maar voordat zij deze bereikt heeft wordt zij door Henri ingehaald, beetgegrepen en achterover getrokken, zoodat zij komt te liggen op het midden van den achtergrond, vlak voor het haardvuur.)

HENRI.

(Bij haar neerknielend met zijn rug naar het haardvuur en zijn handen om haar keel slaand; haar daarna vlak in de oogen ziend, terwijl zij ligt te stuiptrekken.)

Ik wil bloed — veel bloed — en pijn — en trekkingen van pijn en dood — en in je doodsstuip kussen van je mooien mond. Zoo heb ik je lief! — Zoo heb ik je lief! —

(Hij bukt zich tot haar voorover, klemt met een woest gebrul zijn mond op den haren en worgt haar geheel af.)

Vanwege de schokkende inhoud was het stuk volgens sommigen “in geenen deele geschikt voor eene moeder om met hare dochter te gaan zien”. Hora Adema heeft daarom het slot indertijd herschreven. Daar was hij achteraf blijkbaar toch niet zo tevreden over, want de gedrukte versie bevat – zoals ook aangegeven in het krantenbericht – het originele einde.

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF