Terug naar… 1 december 1896

p-am-alt-e-a-hilverdink-jodenbuurt-in-amsterdam-1889

Een schrijver van het Handelsblad besteedt vandaag aandacht aan de armenzorg.

Algemeen gelooft men dat wij een strengen winter zullen hebben.

Wetenschappelijke weerkenners verklaren te recht dat het nog onmogelijk is in deze te voorspellen. Slechts sinds een jaar of dertig zamelt men gegevens, en wat zijn dertig jaar in de geschiedenis der aarde? De natuurwetten waaraan de lucht gehoorzaamt, zijn nog niet ontdekt.

Maar de landbouwer meent uit ervaring dat na een bijzonder vochtig najaar meestal een gestrenge winter volgt, en de vroeg invallende koude verwondert hem thans niet.

Het is dus in alle geval verstandig bijtijds maatregelen te nemen om voor de werkloozen in het bittere jaargetijde iets te doen.

Hoe kunnen we het beste de werklozen ondersteunen? De schrijver benadrukt dat het geen goed idee is om “links en rechts” te gaan strooien met geld. Hij verwijst hierbij naar de denkbeelden van John Burns, de socialistische vakbondsleider uit Engeland:

Waar geld wordt uitgedeeld of hulp waarvoor niets geen werk in ruil gegeven wordt, daar verzamelen zich, zegt [Burns], de dagdieven, de luiaards en de lieden die geen hulp verdienen. Voor de zwakken, de zieken, die tot werken niet in staat zijn, moet voedsel en hulp gevonden worden, doch die hulp moet verleend worden door de wettige autoriteit en hare ambtenaren en op een wijze die niet te kennen geeft: wij bewijzen u een weldaad, maar als een middel om zwakken weer in staat te stellen zelven hun brood te verdienen.

Niets is namelijk zo treurig als een werkman die…

krachtig en gezond van lichaam, geest en zedelijkheid, ofschoon naar arbeid verlangend, gedwongen wordt, tegen zijn wil en uiterste uiterste pogingen in, het groote aantal te vergrooten van hen die door machinerie, nieuwe uitvindingen, mededinging en monopolie tot nietsdoen gedwongen worden.

Kortom, de overheid moet de armenzorg onder haar hoede nemen. Daarbij moet zij onderscheid maken tussen mensen die graag willen werken en dus hulp verdienen en de luiaards die geen hulp verdienen. Verder is het van groot belang dat die eerste groep niet afhankelijk gemaakt wordt van hulp. Dat leidt namelijk tot demoralisatie. Daarom moeten arme mensen zo snel mogelijk aan het werk gezet worden (eventueel via werkverschaffingsprojecten als niemand hen in dienst wil nemen). Helaas is de overheid op dit moment nog niet verantwoordelijk voor de armenzorg. Daarom is het goed dat particuliere organisaties zoals de Commissie van Werkverschaffing en Liefdadigheid naar Vermogen deze taak op zich genomen hebben. De schrijver heeft diep respect voor deze organisaties:

Ernstig, hoopvol en bedaard durven ze weder het werk aan, dat ieder die er toe bijdraagt in staat stelt, gerust te slapen in de lange winternachten.

Wij bewonderen vooral hun geduld en hoopvol volharden. Want hoe moeten ze soms wrevelig worden door het gevoel van hun machteloosheid tegenover de slampampers, de luie dagdieven, de bedelaars van beroep, die niet werken willen, en de grootste vijanden zijn van hen die niet werken kunnen.

Over andere liefdadigheidsorganisaties is de schrijver minder enthousiast: een aantal kenmerken zich “door achterstelling van het gemeenschappelijk belang bij eigen preferenties en den voorrang van eigen kring.” (Ik vermoed dat de krant hiermee bedoelt dat bijvoorbeeld katholieke liefdadigheidsorganisaties alleen maar katholieken willen helpen, protestante organisaties alleen protestanten, et cetera.) Er zijn natuurlijk ook mensen die vinden dat zelfs de armen die graag willen werken niet geholpen moeten worden. Dat gaat de schrijver toch wat te ver:

Laat ons nog even opnieuw de bezwaren beantwoorden, welke velen uit overtuiging of als excuus om niets te geven inbrengen tegen het optreden van de [C]ommissie [van Werkverschaffing].

Men hoort soms opmerken, dat dit kunstmatig helpen flinke arbeiders demoraliseert, dat kracht van karakter de eenige ware kracht voor een volk is, en dat deze ondermijnd wordt door zulk een bijstand.

Dit klinkt mooi en er schuilt zeer zeker een kern van waarheid in.

Koud water bijv. sterkt ook…. als het reactie wekt. Tegenspoed insgelijks.

Koud water sterkt…. maar als ge er iemand vijftien minuten lang in onderdompelt dan is hij dood. Kracht van karakter is een gevolg van een goedgestreden strijd met moeilijkheden en verleidingen en gevaren. Het is waar.

Maar zekere gematigdheid en redelijkheid moeten die moeilijke omstandigheden toch onderscheiden. Water…. maar niet te veel water. Tegenspoed…. maar geen overstrooming. Tegenspoed — die prikkelt en tot inspanning van alle krachten, van doen en dulden aanzet — zal het karakter versterken; maar tegenspoed door ziekte, die verslapt…. door volstrekte werkeloosheid die honger doet lijden en inteert…. door wanhoop, gewekt als men zijn vrouw en kinderen ijskoud en wit van honger ziet…. disciplineert niet, maar verplettert, stampt neer.

Nu een commissie als deze poogt dunkt ons, juist dat verpletteren te beletten. Dan komt de stalende, versterkende invloed wellich[t] straks weer boven.

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF