Een uitbaatster van een koffiehuis stond onlangs voor de rechter omdat er zonder vergunning muziek gespeeld werd in haar etablissement. Een vervelende agent heeft haar vervolgens bekeurd. Gelukkig treft ze tijdens de zitting een sympathieke (en spitsvondige) kantonrechter:
Kantonrechter: U weet toch wel, juffrouw, dat u zonder toestemming van den burgemeester niet muziek moogt laten maken?
Beschuldigde: Edelachtbare, ‘t is mijn dochtertje, dat muziekles krijgt.
Kantonrechter: Hoe laat gebeurt dat gewoonlijk?
Besch.: Soms om elf uur. Dan weer eens om 12 uur.
Kantonrechter: En hoe oud is dat meisje van u?
Besch.: Acht jaar.
Kantonrechter: Dan deedt u verstandiger ‘t kind naar bed te brengen, dan ‘s nachts om dien tijd nog piano te laten spelen.
De beklaagde legt nu uit, dat dit onmogelijk anders kan, omdat de muziekleeraar uit
liefhebberij les geeft en men dus die uren moet gebruiken wanneer hij gelegenheid heeft. Zelf krijgt ze ook les in het klavierspel.Kantonrechter: Wie is die muziekmeester?
Besch.: Een kruier, Edelachtbare.
Kantonrechter: Hm. ‘n muzikale kruier!
Hierop volgt een opgewonden verhaal van de juffrouw, hetwelk hierop neerkomt, dat de agent “de pik” op haar zou hebben. De commissaris had haar zelf verklaard, dat zij en haar dochtertje gerust voor eigen genoegen piano konden spelen, maar de agent was er steeds op uit geweest haar op de een of andere wijze te bekeuren. “Hij deed ‘t alleen om haar te plagen en achtereenvolgens had hij vijf kameraden naar haar koffiehuis gestuurd, om haar voor hetzelfde feit te doen verbaliseeren.”
De kantonrechter ondervraagt nu den agent, en deze geeft nu een zeer zonderlinge verklaring, waarom hij beklaagde heeft bekeurd: het pianospel moest volgens hem den bezoekers van het koffiehuis hinderen.
De kantonrechter brengt hem het zonderlinge van deze redeneering onder het oog en ook bekl. barst in verontwaardiging los: “De piano stond daar al 1½ jaar; d’er was nog nooit iemand over gevallen!”
Kantonrechter: Dat is begrijpelijk; vooral als zij niet in den weg staat. (Gelach.)
Het O.M. trekt de klacht in: de juffrouw verlaat met een dankbare buiging de zaal en de agent wordt er door den kantonrechter ernstig op gewezen, dat hij de menschen niet mag plagen en dat te groote dienstijver verkeerd is.