De krant bevat een reconstructie van de laatste uren van de vermoorde Hendrika Beyer. De vader van Hendrika is onlangs overleden (dat verklaart waarom ze rouwkleding toen ze gevonden werd) en mevrouw Teutenberg, bij wie ze in dienst was, was zo aardig geweest om “attenties” te geven (oftewel: ze heeft een kaart gestuurd). Niet lang daarna moesten meneer en mevrouw Teutenberg naar Frankfurt; de broer van mevrouw Teutenberg was daar overleden. Hendrika besloot vervolgens een rouwkaart te kopen (hoe ironisch, gezien haar lot!) en deze op te sturen naar mevrouw Teutenberg in Frankfurt.
Zij is uit de stad gekomen, heeft in den boekwinkel in de P.C. Hooftstraat het kaartje gekocht, is er mede naar huis gegaan (op den Parkweg voorbij het eerste Rondpoint), heeft daar haar naam er op geschreven, en heeft het, zonder envelop, gebracht, bij den heer C.A.A. Wübbe, een neef van mevrouw, die woont op den hoek van het 1e Rondpoint van den Parkweg en de Van Eeghenstraat (No. 57). Deze zou het dan wel aan het adres zenden.
Van huis heeft het meisje het pakje medegenomen, dat bij haar gevonden werd. Zij had aan haar zuster die op de Brouwersgracht dient, gevraagd, waar deze haar mutsen liet strijken, en zou haar muts ook daarheen brengen. Zoo heeft zij dus de vuile muts ingepakt en zou dan meteen bij haar familie (Rozengracht 37) aanloopen. Haar weg liep nu natuurlijkerwijs van den Parkweg over het 1e Rondpoint, door de Van Eeghenstraat en de Jan Luijkenstraat naar de Van Baerlestraat.
In de Van Eeghenstraat is ze aangevallen en overleden. Omdat haar werkgevers in Duitsland waren, is ze niet als vermist opgegeven en duurde het even voordat ze geïdentificeerd kon worden. Daarnaast is bekend geworden dat Hendrika ook een vriendje had. Hij is geen verdachte:
De stiefmoeder van het meisje verklaarde ons, dat Hendrika met haar vrijer op den besten voet stond. Zij was zedig en bedaard, hield zich weinig met buren en vriendinnen op, en was zelfs aan diens[t]meisjes, die vlak bij haar in de straat dienen, weinig bekend.
Er bestaat dan ook geen reden om te veronderstellen, dat zij den man, die haar de wonde heeft toegebracht, zou gekend hebben, of dat zij zich vroeger of dien avond met hem zou hebben afgegeven.
Natuurlijk is er ook luchtiger nieuws: we krijgen misschien een witte kerst!
’t Had al een paar dagen gedreigd, Uit den loodgrijzen hemel waren gisteren reeds nu en dan kleine, heel kleine flokjes nedergedwarreld en langzamerhand hadden zij op plaatsen, waar he verkeer onbeteekenend is, een heel dun laagje wit gevormd, zoo iets alsof met suiker was gestrooid. Maar in den avond, daar begon het eerst recht. Dikker en dikker werden de vlokken en toen Amsterdam ‘s morgens ontwaakte, gaf het een wintergezicht te zien, zooals men dat in de Kerstmis-illustraties altijd ziet afgebeeld, maar zooals men het in dien tijd niet altijd te aanschouwen krijgt. Dik lagen boomen en wegen met de sneeuw bedekt. Buiten, als altijd een prachtvol gezicht; ginds in het Vondelpark b.v. een heerlijk wintertafereel. In de stad spoedig een minder poëtische aanblik. Het verkeer ging dadelijk zijn eischen stellen en van alle zijden kwamen zij aangerukt de mannen van den Stadsreiniging en van de tram en zij begonnen fluks met de houten schuiven de sneeuw te duwen van het midden der straat naar den trottoirrand, en zij reinigden de voetgangerspaden zooveel mogelijk, doch steeds sneeuwde het voort, steeds daalden de vlokken uit den hooge neder.
En als het straks uitgesneeuwd zal zijn en misschien de vorst de sneeuw zal vasthechten aan boom en plant, aan straat en weg, dan zal natuur zich met de Kerstdagen vertoonen in al haar winterpracht.
De treinen rijden onlangs de sneeuw vrolijk door:
Als bij het ter perse gaan van dit nummer de sneeuw, met haar witte vlokken nog altijd eentonig neerdwarrelt en alles, boomen, huizen, straten, onder een wit, helder kleed verstopt, dan vraagt het reizend publiek zich af, of die sneeuw ook van invloed zal zijn op het verkeer der treinen. Wij kunnen het geruststellen. Op geen lijn werd nog vertraging ondervonden en de dienst kon zonder een enkel accident geregeld voortgaan. Twee, drie dagen mogen de warrelende vlokjes nog neertuimelen, en de locomotieven zullen nog best in staat zijn hun eigen weg schoon te vegen. Alleen sneeuwval met sterken wind kan gevaarlijk worden voor het spoorwegverkeer; dan kunnen de z.g. sneeuwstuivingen ontstaan, groote bergen van dichte sneeuw, die zorgvuldig weggeruimd moeten worden, eer de trein verder kon gaan, maar voorloopig is hier hoegenaamd nog geen gevaar voor.