Een Belgische econoom, Gustave de Molinari, heeft een briljant plan bedacht: een Midden-Europees tolverbond tussen Frankrijk, België, Nederland, Denemarken, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Zwitserland zodat binnen deze “unie” vrij verkeer van goederen kan plaatsvinden. Dit zal een “grooten prikkel” geven aan de nijverheid. Tijdens het internationaal landbouwcongres in Boedapest heeft De Molinari een lezing gehouden over dit onderwerp. Zou zoiets ooit kunnen slagen?
Het is zeker een grootsch denkbeeld, maar waarvan de verwezenlijking hoogst twijfelachtig is. Het Duitsche tolverbond [een soortgelijk verbond tussen de Duitse deelstaten] betrof een enkel volk, dat wel staatkundig in een aantal deelen gesplitst was, maar toch door taal en andere banden geneigd tot aaneensluiting en tot de offers die daarvoor gevergd werden. Het zal niet zoo gemakkelijk zijn die offers van geheel verschillende landen, met zeer uiteenloopende belangen en fiscale en economische wetgevingen, te verkrijgen.
Toch laat De Molinari zich daar niet door ontmoedigen: hij is inmiddels al 20 jaar aan het leuren met zijn plan. In 1878 probeerde hij Bismarck, de minister-president van Pruisen, te overtuigen. Bismarck zei:
“Daarvoor is allereerst noodig dat men geen oorlogen meer voert. Zoolang er nog oorlog mogelijk is, zullen er tolgrenzen zijn. Bovendien is een tolverbond enkel mogelijk tusschen volken van hetzelfde ras. Zelfs bij de Duitschers is het niet zonder groote moeite tot stand gekomen.”
— Maar nu gij, Duitschers, het met elkaar eens zijt geworden, waarom zoudt ge het dan niet ook met anderen klaar spelen? — vroeg De Molinari.
De kanselier wees toen op de verschillen in fiscale en economische wetgevingen. Men kan bovendien niet aan op de eerlijkheid van alle ambtenaren die met de inning der rechten langs de uitgestrekte grens zouden belast worden. En hoe zou men tot gelijkheid kunnen komen in de regeling der binnenlandsche accijnzen? In Duitschland had men dan ook voor bier en gedistilleerd afzonderlijke regelingen moeten behouden. De kanselier zag bovendien de toekomst voor den vrijen handel duister in. “Zelfs Engeland,” meende hij, “zal dien niet volhouden, wil het niet in verval geraken.”
Léon Bay, een Franse minister van financiën, was ook sceptisch:
Deze staatsman zette ook een ongeloovig gezicht en somde al de staatkundige, economische en fiscale bezwaren op tegen een tolverbond tusschen zoovele staten, verdeeld door vijandelijke gevoelens en door allerlei andere redenen. Hij erkende echter dat zulk een verbond een gunstigen waarborg kon opleveren voor het behoud van den vrede en achtte de zaak, hoe moeilijk ook, toch niet geheel onmogelijk.
De Molinari probeerde vervolgens om een bilateraal-tolverbond tussen Nederland en België tot stand te brengen. Dit mislukte echter. De kansen leken eindelijk de keren toen Hongarije in de jaren tachtig aangaf dat ze nadachten over het invoeren van een Midden-Europees tolverbond… maar door de “protectionistische vlaag, die over Europa begon te waaien” leidde dat uiteindelijk tot niets. “In 1896 was de heer De Molinari nog niet verder gekomen dan hij in 1878 was”, meldt de krant. De Molinari blijft echter optimistisch. Omdat het protectionisme steeds meer onder vuur komt te liggen, denkt hij dat het Midden-Europese tolverbond weer kans van slagen maakt.
“Immers – zoo sprak [De Molinari] – het is klaar dat het protectionisme geen enkel zijner schoone beloften heeft vervuld. Het heeft geen eind gemaakt aan de kwijning noch bij den landbouw, noch bij de nijverheid. De toeneming van het getal werkloozen in de landen waar de “nationale arbeid” heet te worden “aangemoedigd” door de hooggeroemde weldaden der bescherming, is daar om te bewijzen, dat men niet door de levensbehoeften duurder te maken en het verbruik er van, evenals van alle andere producten, te verminderen, den afzet der productie kan vergrooten en den toestand der arbeidende klasse verbeteren. […]”
Zeer aanlokkelijk is dan ook het denkbeeld van een groote Europeesche markt, van een grooten Statenbond, die weldra 150 millioen inwoners zou tellen, onder wie vrijelijk alle goederen konden circuleeren — als de onderlinge tolboomen werden opgeruimd.
[…]
Hoever men nog van dat schoone ideaal verwijderd is, heeft de heer De Molinari te Budapest ervaren. Zijn denkbeeld vond veel bestrijding en bijna geen ondersteuning. De meeste volkeren zijn nog niet oververzadigd van protectionisme en nog niet rijp voor oeconomische vrijheid.